Geschiedenis

Superseizoen na Tweede Wereldoorlog

Tijdens de oorlog werden enkele noodcompetities opgericht en Cappellen bouwde aan een nieuwe ploeg die het na de strijd met Duitsland meer dan voortreffelijk deed. Er stond een volledig nieuwe generatie klaar onder leiding van de teruggekeerde Fille Blankers. Wat ongeveer tien jaar eerder al eens gebeurde, herhaalde zich in 1946: de titel in bevordering. Bovendien was het een zeer bijzonder kampioenenjaar. Op eigen vraag werd Cappellen ingedeeld in een Waalse reeks. Enkel het Oost-Vlaamse Geraardsbergen en Cappellen kwamen van boven de taalgrens. Geel-rood nam een indrukwekkende start in het kampioenschap en won 21 wedstrijden op rij. Zo had men bij de winterstop al een bijna onoverbrugbare voorsprong opgebouwd. Ook in de tweede competitiehelft bleef Cappellen sterk presteren. Het eindigde met een totaal van 61 punten als overduidelijke kampioen. Eerste achtervolger La Louvière telde immers negen punten minder: een enorme kloof in het oude tweepuntensysteem. Cappellen scoorde 112 doelpunten en kreeg er amper 32 tegen: ook het doelsaldo was dus meer dan indrukwekkend.

De kampioenploeg van dat seizoen bestond uit van boven van links naar rechts: Soetewey Eduard, Van Broeckhoven, Belet, Van Der Jonckheid, De Rooy, Van Look Ed., en trainer F Blankers.
Gehurkt: Michielsen, Van Look, Soetewey Jules, Soetewey Jos, Dictus.

Vreugde en verdriet liggen in het voetbal dicht bij elkaar. Louis de Rooy werd ernstig ziek en werd vervangen door Ed Geerts. Later zou De Rooy nog twaalf jaar burgermeester van Kapellen worden. Cappellen promoveerde door de titel in Promotie opnieuw naar de eerste afdeling (de tweede hoogste afdeling in ons land), maar kon zich daar niet handhaven. De degradatie volgde meteen en Cappellen leek snel weg te zakken.

De gebroeders Soetewey hadden zich samen met Dictus in de kijker gespeeld bij ploegen in ere-afdeling en wensten Cappellen te verlaten. De club verzette zich met man en macht tegen de verkoop van de spelers. De gebroeders Soetewey en Dictus weigerden daarom te starten in de competitie, waardoor Cappellen zonder de sterspelers een moeilijk seizoen tegemoet ging. De resultaten bleven achterwege en er werd een overeenkomst gesloten met de talenten. Als Cappellen zich van een nieuwe degradatie kon behoeden, mochten de gebroeders Soetewey en Frans Dictus de club verlaten.

Cappellen slaagde er uiteindelijk in om de degradatie naar de provinciale reeksen te vermijden. Omdat de spelers er alles aan gedaan hadden om de ploeg in eerste te houden, liet Cappellen liet hen vertrekken. Jos en Eduard Soetewey gingen naar Union, hun broer Jules naar Anderlecht. Jos Soetewey moest na een zware blessure echter al snel de voetbalschoenen aan de haak hangen.

Cappellen was haar sterkhouders dus kwijt en ook in Promotie speelde de club geen rol van betekenis. Samen met de terugkeer van Blankers (eerder naar Antwerp vertrokken) kwam in 1949 gelukkig een nieuw talent bovendrijven. De 16-jarige Frans (Sus) Valkenborg maakte zijn debuut in het eerste elftal van geel-rood. Onder leiding van trainer Deprez en voorzitter Verbist werd er hard gewerkt om de ploeg terug naar de eerste klasse te laten promoveren. Tijdens dit seizoen speelde “Sjoere” Van Der Jonckheid zijn vijfhonderdste wedstrijd voor Cappellen FC. Deze speler stond overigens bekend om zijn vier longen: een verhuizing naar zijn groot loopvermogen.

Bovenaan: Schoofs, Valckenborgh, Hofkens, Van Meir, Van Broeckhoven, Fernand Verbiest.
Midden: Frans De Crom, Delatin, Fille Blanckers, Leon Van Look, Frans Dictus, Wouters.
Zittend: Constant Verbist, mevrouw Bolders, Sjoere Van der Jonckheyd, mevrouw Verbist.

Staande van links naar rechts : Van Look L., Delatine, Wauters, Schoofs, Van Broeckhoven, “Sjoere” Van Der Jonckheid.
Zittend van L. naar R. : Denissen, Valkenborg, Joossens, Hofkens en Dictus

Samen met Dictus joeg Valkenborg meerdere tegenstrevers de stuipen op het lijf. Sus werd als enige speler uit bevordering geselecteerd voor het nationale jeugdelftal van België. In 1950 was het Valkenborg die tijdens de wedstrijd België – Engeland, België op voorsprong bracht. Engeland kwam nog langszij, maar het lot bepaalde dat België uiteindelijk de halve eindstrijd tegen Oostenrijk mocht spelen.

Deze twee talenten konden echter niet op hun eentje ervoor zorgen dat Cappellen een vooraanstaande rol bleef spelen. In het begin van de jaren vijftig was Cappellen een grijze muis in Promotie. Erger zelfs, normaal zakte Cappellen in 1952 voor het eerst weer weg uit nationale. Bij de voetbalbond besliste men echter tot het invoeren van een vierde nationale reeks. Cappellen zakte dus naar deze nieuwe vierde klasse, maar ook daarin vielen de resultaten tegen. In 1952 volgde Stan Verbist stichter Louis Lucas op als voorzitter van Cappellen FC. Lucas was ruim 45 jaar voorzitter geweest van Cappellen FC.

In 1952 werd een gedenksteen ter ere van stichter-voorzitter Louis Lucas ingehuldigd. Deze steen heeft vandaag nog steeds haar plaats in de catacomben van het stadion.

De beide spelers kregen aanbiedingen van ploegen uit ere-klasse. Dictus ging naar Beerschot om er vijf jaar aan de zijde van Rik Coppens te spelen. Valkenborg volgde hem één jaar later naar Beerschot vanwaar hij via Kortrijk in 1954 naar SK Lierse verhuisde.

Cappellen moest dus bouwen aan een nieuwe ploeg. Men zocht versterking in de eigen regio en de ploeg bestond in 1953 naast de jeugdspelers F. Van Uffelen, F. De Crom, F. Herman, G. Van de Perck, L. Hoofkens, G. Van Look en J.Joossens uit de nieuwelingen: W. Boeynants, J. Baeten, R. De Peuter, J. Dupont en J. Willems.